Een hele grote bakuip vol
“Zijn gedichten zijn knap gecomponeerd en verrassend van vormgeving en inhoud.
De bundel is dan ook een openbaring.”
(Leidsch Dagblad, 23-11-’83)
Leunen tegen de wind
“De dichter weet wat kinderen bezig houdt en is in staat om boeiend en verrassend vorm te geven aan gedachten en emoties”.
…M’n tand zit los! / M’n tand zit los! / Ik voel het met mijn tong. / Straks valt-ie eruit / en dan zit er een gat / en dat staat zo vreselijk stom…/ Waarom wisselen je tanden? / Je krijgt toch ook geen / nieuwe handen? / Stel je voor, / ‘s morgens word je wakker / en…je mist een oor!
(Trouw, 17-11-’85)
Stoepkrijt
“De wereld die wordt opgeroepen door de gedichten opent een heleboel luikjes naar allerlei emotionele kanten van het bestaan”.
(Leeuwarder Courant, 7-9-’90)
Kattekrabbels
“Lobel én zijn vertaler gaven aan de versjes een passende vorm, die meestal als een kat op zijn pootjes valt”. …Als ik een pot was / en jij de pan, / stonden we samen / in vuur en vlam./ En als jij de berg was, / koud en moe / dan was ik de sneeuw / en dekte je toe.
(Poëziekrant, dec.’90)
Ergens is een heel eind weg
“Opnieuw brengt hij een mengeling van emoties, fantasieverhalen en impressies uit de kinderwereld. Door die verscheidenheid neemt hij een eigen plaats in de kinderwereld in”.
(Poëziekrant juni ’92)
Het geluid van vrede
Zonder forcering is hier de helaas altijd doorgaande actualiteit van oorlog en geweld tussen de momenten van vrede – hier vaak heel subtiel opgenomen in wat minieme ervaringen lijken, maar zeer wezenlijke zijn – verwoord, in een bewonderenswaardig lichte, speelse taal ook. Ik citeer Stilte: Voor hen die vielen: / twee minuten stilte / op de vierde mei./ En de mensen horen vogels / En de vogels horen insecten./ En de insecten horen / een trompetje…/ En de stilte is voorbij.”
(Kees Fens , juryrapport Woutertje Pieterse Prijs, ’93)
Een gat in de hemel
Olthuis dicht over de afvalbergen, gifgronden, vieze steden, bevuilde stranden. Hij kiest zijn woorden zorgvuldig en weet soms mooie vergelijkingen te trekken: “De stad, een struikelende duizendpoot”.
(De Limburger, 26-9-’94)
Druppels vangen
“Een boek met 44 korte gedichten, van de grappigste tot de meest gevoelige.
Theo Olthuis is niet meer weg te denken uit de kinderliteratuur”.
(Linda van Ael)“Omdat de thema’s zo herkenbaar zijn en geschreven vanuit de belevingswereld van kinderen, lenen ze zich ook uitstekend voor gebruik in lessen Wereldoriëntatie”.…Ik gaf je een klap / en toen had ik spijt./ Want ik wou die klap / eigenlijk niet kwijt./ Ik wou hem vasthouden / in de zak van mijn jas / tot mijn boosheid over was./ – Zullen we / een eindje lopen? / Tot aan de brug./ Dan mag jij,/ als je wil / op mijn rug./ Niet alleen heen, / maar ook weer terug.
(Onderwijskrant, nov.’96)
Aan de bewoner van dit pand
“Een adventure game in boekvorm, een raadselachtig boek met rijmen, puzzels en problemen. Pas op: raak niet verschrikt in John Talbots duizelingwekkende diepten van de weergaloos knappe tekeningen. Dit boek is een uitdaging!”
(Nivo Plus, nov.’96)
Vlinder in december
“Iets onbeduidends kan aanleiding geven tot mooie en betoverende gedachten. Met een variant op Martinus Nijhoffs …lees maar, er staat niet wat er staat…zegt Olthuis zijn lezers keer op keer…kijk maar, het is niet wat het is…Hoe belangrijk is fantasie, een kind kan er niet buiten.” …Ik heb een vriendje, / hij heet Medzjik. /Als ik bang ben of alleen / hoef ik enkel maar / te denken: / Medzjik / en dan komt-ie al meteen. Dwars door de lucht, / dwars door het raam, / hoe zoiets kan bestaan…/ medzjik!
(Haagse Courant, 13-11-’98)
Kijk, een gedicht!
“De opvallendste bundel is een map met acht posters. Irene de Goede, Annemarie van Haeringen, Sandra Klaassen en Georgien Overwater hebben elk twee gedichten uit het werk van Theo Olthuis gekozen. Hun interpretaties van zijn speelse fantasietjes en dromerige bedenksels kunnen op de hand bekeken worden, maar laten zich evengoed bewonderen in een lijst aan de muur van een kinderkamer of klaslokaal.”
(PZC, 9-10’98)
Een steen zweeft over waterl
“Wat belangrijk is, dat de taal getuigt van eenvoud die toch intensiteit weerspiegelt en aangeeft dat de dichter hart en oog heeft voor de wereld rondom hem en bij kinderen.”
…Er is een wind gelaten / onhoorbaar in de klas./ Hij waaiert uit / en strijkt langs neuzen, / onzichtbaar gas./ Wel vermoedens, / maar geen zekerheid / wie het heeft gedaan; 14.33 / met dichte ramen / een wind gelaten / onhoorbaar in de klas.
(Pluizuit, 2002)